Walden-pond

Als je ook eens op wintervoorn wil

Ten eerste moet je een stek weten te vinden waar ze zitten. Havens rondom het IJsselmeer en randmeren zijn er om bekend. Maar ook andere havens geven beschutting aan voorn van het grote water. Je treft ze o.a. aan de grote rivieren en ander groot water als bijvoorbeeld de Friese meren. Daar waar je in de winter de harde kern van vaste stok visser aantreft moet je zijn. Een kwestie van goed observeren dus. Het internet kan je erbij helpen.

Dan moet je een aantal dingen op orde hebben. Het gaat hier om het bevissen van grove blankvoorn die in de winter een beschutte plek zoekt. Daar kunnen exemplaren bij zitten van rond de 40 cm. Dat je er van rond de 30 cm. zult vangen is zeker niet uit te sluiten. Kogelronde en bere-sterke vissen die je hengel in een hoepeltje kunnen trekken en stevig partij geven. Je hengel zou goed een 9 foots #2 of #3 kunnen zijn. Bij harde winde zelfs een #4. Want ook dan moet je nauwkeurig en veilig je nimfen kunnen presenteren tussen de bootjes en andere obstakels als lantarenpalen, huizen en wat er niet meer te vinden is in een haven. Denk daarbij ook even aan de omstanders die je graag bezig zien. Dikwijls staan ze zomaar ineens daar waar je ze eigenlijk niet wil. Stoor je niet aan ze. Ze horen bij deze visserij. Een gezellig praatje kan helemaal geen kwaad.

 

Goed, als gezegd een lekker licht hengeltje dus. Daarop een gewone drijvende lijn. Een drijvende WF lijn is er verreweg het meest geschikt voor. Je knoopt er géén gewone leader aan. Om de nimfen goed te laten afzinken is het beste om gewoon een flink eind dunne nylon te nemen. Gewone nylon 9 die je op klossen van 100 meter of meer kunt kopen in de witvishoek) met een dikte van 12 tot 14/00 is daar prima voor. Aangezien je verreweg de meest keren de voorn tegen de bodem zult treffen is het goed te weten dat je de waterdiepte x 1,25 aan lengte dient aan te houden. Je lijn zinkt namelijk niet loodrecht naar beneden maar onder een bepaalde hoek. De afstand tussen de onderste nimf ( ik vis met telkens 2 nimfen) en de beetverklikker is dus langer dan de waterdiepte. Zwemt de vis hoger dan kun je de lengte inkorten door bijvoorbeeld je beetverklikker naar onderen te verschuiven. Beetverklikkers zijn er in soorten en maten. neem er in elk geval eentje die je goed kunt zien en die te verschuiven is. Bedenk dat hoe groter zo'n ding is des te meer luchtweerstand die heeft. In enkele uitzonderlijke gevallen zwemt de vis dicht onder de oppervlakte. Dan volstaat een standaard getrokken leader wel prima. Vaak zie je overigens dat dit het geval is net tegen de tijd dat het donker wordt gebeurt.

 

 

Nimfen voor deze visserij moeten in elk geval zinken. Wees terughoudend met te zware nimfen. Zonder dat je het merkt zinken ze zo hard dat ze in plaats van door het water ook door het bodemslib worden getrokken. Onzichtbaar voor de beoogde vis. En dat is natuurlijk niet wat je wilt. Dus kraaltjes…. Prima. Denk indien nodig ook eens aan glaskralen dan. Maar ook zonder een kraaltje zijn prima vangende nimfjes te maken die licht verzwaard zijn met lood of koperdraad. Het havenstokje is er een mooi voorbeeld van. Een dergelijk nimfje zinkt wat langzamer af en heeft onder water wat meer beweging dan een dieptebommetje. De keuze van de nimfen is erg persoonlijk. Wat in elk geval overeen komt is het formaat. Dat zal in de meeste gevallen tussen haakmaat 12 en 16 liggen. Over het algemeen voldoen red tags, fluor en hazenhaarnimfjes prima. Maar laat ook hier gerust de fantasie de loop nemen.

 

Als je je hengel hebt opgetuigd, je lijn voorzien van paar mooie nimfjes en je beetverklikker hebt afgesteld kan het beginnen. In tegenstelling tot de vaste stok vissers moeten wij de vis zoeken. Wij maken immers geen aantrekkelijke voerplek om ze te lokken. Het wordt dus dikwijls lopen geblazen om een school vis te vinden. Als je op een plek na pakweg 10 worpen nog geen enkel leven hebt waargenomen ga dan gewoon een stukje verderop. Inwerpen, rustig laten afzinken en gevarieerd binnestrippen is dan de werkwijze. Op enig moment zal je vis treffen. Niet als je er uren op één plek gaat staan wachten. Aanbeten zijn doorgaans zeer overtuigend. Je beetverklikker schiet weg. Dan is het een kwestie van rustig de haak zetten. Gaat je beetverklikker tergend langzaam onder dan is het meestal bodemvuil en moet je de beetverklikker wat naar beneden schuiven. Flauwe aanbeetjes duiden vaak op van die minibaarsjes.

 

 

Praktische winterhaven dingen zijn o.a. het bij je hebben van een langstelig schepnet. Maar al te vaak sta je op een kade en is het beslist niet mogelijk een kilo plus voorn aan 12/00 naar boven te takelen. Een ander ding is dat je even moet weten waar je noodzakelijk sanitaire handelingen kunt verrichten. Dat kan meest van tijd niet zomaar midden in een dorp. Waar ik vis is een gezellig café waar ik dat combineer met het bestellen van een gehaktbal of een kop koffie. Qua kleding dien je er voor te zorgen voldoende laagjes om je lijf te hebben. Je staat vaak stil en daardoor wordt je eerder koud dan dat je beweegt. Zorg er in elk geval voor dat je rug en je nek warm blijft. Als je het dáár koud krijgt kun je beter stoppen en de warmte opzoeken. Als het echt koud is heb ik altijd zo’n handwarmertje bij me. Even de hand in de zak (na ze afgedroogd te hebben met een zo’n mini handdoekje) en je kunt er weer tegen aan.

 

erikdenoorman